Opdrachten
Opdracht 1: welke bijwoordelijke bepalingen?
a. Hij wachtte haar op aan de schoolpoort. bwb van_____________
b. Gisteren was ze nog smoorverliefd. bwb van_____________
c. Hij loopt veel te snel. bwb van_____________
d. Omdat hij te laat was opgestaan, miste hij de bus. bwb van______________
e. Zijn broek was te klein. bwb van___________
Opdracht 2: schrijf de zin opnieuw, maar met een bijwoordelijke bepaling
a. Ze dansten.
b. Luidop babbelen mag niet.
c. Ze rijdt met de fiets.
d. De muziek deed het hele huis trillen.
e. De eekhoorn at een kastanje.
Opdracht 3: is het onderstreepte stuk een bijwoordelijke bepaling?
a. Hij reed veel te snel met zijn brommer. Ja/neen
b. Hij ging voor haar een broodje halen. Ja/neen
c. Ze dacht de hele tijd aan haar mooie auto. Ja/neen
d. Vroeger speelde ze altijd in het bos. Ja/neen
e. Door de hoge snelheid verloor hij de controle over het stuur. Ja/neen
f. Langzaamaan begon hij zich te ergeren aan het geluid. Ja/neen
g. Hij had nog veel huiswerk toen hij ’s avonds thuis kwam. Ja/neen
Theorie
De bijwoordelijke bepaling (bwb) is datgene wat nog overblijft in de zin als je alle andere zinsdelen hebt benoemd.
Er kunnen meerdere bijwoordelijke bepalingen in een zin voorkomen.
Een bijwoordelijke bepaling kan iets zeggen over het werkwoord dat in de zin staat.
Een bijwoordelijke bepaling kan meer informatie geven over: tijd, plaats, reden, middel,...
Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de volgende vragen: waar, wanneer, waarom, waarmee, waardoor, hoe en hoeveel.
Zin
Eva gaat volgende week op reis.
Zij wacht bij de bushalte.
Vanwege de regen is de wedstrijd afgelast.
Bijwoordelijke bepaling
volgende week (bwb van tijd)
bij de bushalte (bwb van plaats)
Vanwege de regen (bwb van reden)
Maak jouw eigen website met JouwWeb